Afrikaanse Diamant

Memoires van een binnenvetter

maandag 17 januari 2011

10:46

Memoires van een binnenvetter.

Wanneer ik terug ben gekomen na 100 dagen Oeganda, thuis ben gekomen, een warme douche heb genomen (kan in mijn huis 5 weken niet douchen ivm verbouwingen, uitnodigingen zijn welkom), mijn winterkleren heb aangetrokken en mijzelf weer in het leven van een Nederlander steek- dan komt er een aantal momenten dat ik de ogen zal sluiten.

En wanneer ik (met) mijn ogen dicht (als werkwoord), wat zie ik dan?

Aan de binnenkant van mijn ogen zal zich een film afspelen waarin ik mensen zie lopen, de vaak enige verbindingsweg bezaaid met een stortvloed aan mensen, brommers, matatu’s,

auto’s en kraampjes. Ik zie kinderen welke mij met grote ogen aankijken, hun verbruikte autobanden, welke dienst doen als speelgoed, prompt laten vallen om naar mij te zwaaien en “MZUNGU, Hiii! How are you?” blijven schreeuwen totdat ik hen antwoord “Fine, how are you?”. Kinderen in afgelegen dorpjes die je hand pakken en besloten hebben een eindje met je op te wandelen. Kinderen in matatu’s die zonder te vragen aan mijn haar beginnen te voelen op mijn hoofd en bij het uitstappen hun hand langs mijn been laten gaan als ik een korte broek draag om enkele van mijn beenharen in hun knuistje te behouden. De film zal enkele vragen goed beantwoorden- het is duidelijk geworden waarom ze hier kroeshaar hebben. Men heeft hier kroeshaar omdat dit uitermate van pas komt als je 20 liter water op je hoofd moet dragen. Zo weet ik inmiddels ook wat de minimale afstand is die je moet houden van wilde olifanten als je later nog je memoires wilt schrijven- ik zeg zo een 3 meter.
Verder weet ik hoe groot de nijlkrokodil kan worden, dat er veel soorten ijsvogels zijn, dat nijlpaarden je ’s nachts behoorlijk aan het schrikken kunnen maken en neushoornbilvogels zeer mooie tropische vogels zijn maar een stuk minder plezant zijn en klinken wanneer deze vlakbij je slaapkamer nesten. En dat de leeuw echt de koning van de jungle is.
Maar de film neemt me ook mee naar de overvol gepropte vervoersmiddelen in Afrika. Met zijn elven in een personenauto, de bestuurder die zijn stoel deelt met een passagier en hem telkens een tik tegen bil en been moet geven alvorens te kunnen schakelen en remmen. Met zijn 22-en in een matatu welke een licentie -en dus plaats- heeft voor 14 passagiers. Bij deze 22 zijn de bestuurder en conductor nog niet meegerekend, oh ja, de kinderen die op alle manieren in alle overige ruimte worden gestouwd, trouwens ook niet. Wanneer dan weer afgeremd wordt en de schuifdeur van het busje opengaat, en nog een persoon wordt bijgewerkt, breekt de klomp van de die zich vijf personen geleden al afvroeg waar iemand nog plaats kan hebben. Dit brengt ook de verschrikkelijke lichaamsgeur van sommigen met zich mee. Werkelijk niet te harden. Penetrante luchten die je neusvleugels doorboren zodra de persoon de matatu in stapt. Raampje open- blijkt veelal niet open te kunnen, en ruimte om te ontsnappen is er niet als je de situatie indenkt als hierboven beschreven. ‘Suck it up…’ In plaats van de boda boda’s uit te kiezen op de staat van hun brommer, zou het achteraf bezien wenselijker zijn je boda te kunnen uitkiezen op geur van de bestuurder. Het zou ietwat gek staan om bij de stage aan al die mannen te gaan snuffelen en dan de keuze te maken… De film zal me laten realiseren dat ik sommige dingen gemist heb tijdens mijn verblijf. Afgezien van kaas en fatsoenlijk brood en dergelijke, zal me een ontzettend gebrek aan privacy bijblijven. De blanke huidskleur als een cape om mijn lijf gewikkeld, onopvallend door het leven en over straat gaan is iets dat de afgelopen tijd onmogelijk is geweest. They can spot me from a mile away. And they do. Iedereen ziet je gaan, kijkt je aan, kijkt je na, roept naar je en wil jouw aandacht. Elke boda weet waar ik zojuist mijn boodschappen heb gedaan, vraagt waar ik gisterennacht nog zo laat naar toe ging, waar ik nog later op die nacht vandaan kwam en waarom ik toen niet met hem ben gereden… De film toont lachende gezichten als ik de Oegandezen vertel “that my privacy is about the only thing I need back”. Mensen in schaterlach wanneer ik een bus of winkeltje in stap. Om onbeduidende redenen. Niet slecht bedoeld, of a la in ieder geval niet door mij aangenomen. De film toont de verbaasde gezichten wanneer de een tegen de ander zegt “this one knows Luganda” wijzend naar mij wanneer ik in de lokale taal onderhandel. Het onderhandelen brengt een vermoeidheid naar boven- nooit is een prijs gewoon de prijs. Over elk korreltje rijst moet gepingeld worden. Tot in den treuren. In het Lugandees boxen tegen ‘mzungu prices’. Het gevoel van ongelijkheid doorspekt de film.
Altijd zijn er geld issues. Elke relatie hier is altijd een scheve. Ik heb geld en zij niet- dan wel (flink) minder. En dan zie ik mezelf pingelen over 500 shilling, het equivalent van 18 cent- of mijn wisselgeld terugvragen aan de conductor van 200 shilling, 6 cent. Soms denkend bij mezelf, waar gaat het toch om- hij kan het beter gebruiken dan jij. Maar ik denk dan ook aan het beschermen van de lokale markt. Als ik telkens (grof) overpriced word, dan helpen verkopers straks liever alleen nog maar mij en mijn soortgelijken in plaats van lokale bevolking. Dan weigeren ze straks hun laatste zak aardappels te verkopen aan een Oegandees voor de normale prijs van 500 shilling omdat een mzungu er wellicht wel 2000 voor geeft. Deze gedachtegang telkens in het achterhoofd is soms uitputtend. Zoals de film me laat zien dat de hele tijd hier uitputtend is in de zin van dat ontstressen hier haast onmogelijk is. Levensgevaarlijke oversteektaferelen, vervoerssituaties in diverse uitvoeringen (matatu, boda boda (zonder helm), grote bus) welke minimaal 2x per rit levensbedreigend zijn en daarbij dus het onderhandelen en de ontberende privacy maken het buitenleven een (extreme) sport op zich. Maar de film toont me ook in het guesthouse, boven op de heuvel. Luie stoel, voeten omhoog, al kijkend naar de rondvliegende paradijsvogels en springende ‘red-tail monkeys’ door de bomen in de tuin. De talloze stroomuitvallen. Het hierdoor gedwongen vroege naar bed. Het dansen in de openlucht disco met een zwerm van behoorlijk riekende Afrikanen om je heen die stuk voor stuk met je willen dansen, mannen en vrouwen of anderszins dichtbij je in de buurt willen zijn. De ontelbare vieze kindervingerafdrukken op het beeldscherm van mijn camera deden me naar een poetsdoekje maar vooral naar een glimlach neigen. De film brengt me terug in Rwanda, een flits van het aangetroffene van de gruwelijkheden van ’94 en het opgepakte sociale leven slechts 16 jaar hierna.
Onbeschrijflijk, iets dat mijn hoofd diep heeft laten spinnen. De warmte van de mensen in Oeganda komen voorbij. “Hello, you are most welcome”, terwijl ik plaats moest nemen op de beste fauteuil en luisteren naar ellenlange speeches en ander (beter) eten kreeg dan de locals. Uiteraard gaat een heel bijzonder hoofdstuk in de film naar mijn werkzaamheden alhier. Het gehannes bij aankomst, mijn totale dit-is-een-mislukking-gevoel bij het ontdekken dat mijn project dat niet meer bleek te bestaan, het zelf dan maar op zoek gaan naar een geschikte werkplek, de twijfel of het al het geld wel waard zou zijn en het hebben gevonden van een super werkplek in the Law development centre afdeling Legal Aid Clinic.
Het voor het eerst echt gesprekken kunnen voeren met Oegandezen (mijn collega’s), een andere beeldvorming kunnen krijgen bij diverse ontwikkelingen in het land. De diverse werk field-trips onder meer meerdaagse naar Fort Portal en Iganga waar ik echt in contact kwam met het werk op de grond. Workshop leiden met politieagenten, supervisor zijn van advocaten in opleiding tijdens interviewsessies in de jeugdgevangenis en het actief betrokken zijn bij een verbeterde versie van het DIVERSION program in Iganga district- data analyses maken van alle verzamelde gegevens en dit presenteren. Ook zie ik het warme afscheid op mijn werk- bij het horen van mijn vertrek werd direct een feestje georganiseerd. De vrijdag voor mijn vertrek was er na 17.00 uur eten in overvloed, koud en lauw bier en muziek om te dansen in de tuin van het kantoor. Het dansje dat ik maak met manager, de groepsfoto
en de briefjes geven mijn film een mooie glans.

Gefrustreerde momenten genoeg, botsingen over bedragen, uren wachten in busjes op vertrek, kantoren welke bij aankomst niet meer blijken te bestaan of ver weg verhuisd terwijl ik hen twee dagen ervoor nog aan de telefoon heb gehad- het voeren van ondoenlijke telefoongesprekken- probeer voor de lol eens door een Oegandese telefoonverbinding:

-een reservering te maken bij een hotel

-een ticket te wijzigen, met je naam te spellen

-te vragen of een verloren koffer reeds gevonden is

-te ontdekken wie jou nu weer belt

-te vragen of een hotel iets te eten kan komen brengen

-…

De film speelt zich af in zwart-wit, het voelt alsof het toestel van Turkisch Airlines geen vliegtuig was, maar in werkelijkheid een tijdmachine die mij 200(00) jaar terug heeft gezet. Nu maar hopen dat toestel morgen weer zo een machine is die mij dit keer ‘back to the future’ neemt…

De film eindigt met de credits. Het is eigenlijk een te lange lijst om op te noemen. Special thanks gaan uit naar mijn lieve meisje, voor het opzoeken en mental support. Eveneens Loeki en Michel die mij de kans hebben gegeven om aan hen te laten zien wat ik van het land ben gaan weten. Een ieder die mij geholpen heeft hier te komen, op welke wijze dan ook- I really appreciate it!!! Verder alle mensen die mijn blog hebben gelezen- zo bedankt, dat voelt echt goed als je zo ver verwijderd bent van (soms echt) alles.

Dan is de film over, en realiseer ik me dat ik net ruim 90 minuten met mijn ogen gesloten in de rij van de Albert Hein (Rust zacht) de boel op heb gehouden…

foto's leeuwen en zo

Ben een tijd blog-absent geweest. Was gewoon zo. Zal ook zo blijven nog even. Heb toffe dingen meegemaakt, maar mis even de energie om alles te beschrijven- dus ik laat het even- wellicht komt het nog. Daar komt bij dat ik toch al snel naar huis kom, 2 weken eerder dan gepland van te voren. Dit omdat er op mijn werk nauwelijks werk voor mij zal zijn deze laatste weken. Omdat de verkiezingen er aan komen, is er geen geld beschikbaar voor nieuwe projecten op het werk. Wij werken rechtreeks onder het ministerie van justitie namelijk. Daarnaast zijn er hier steeds meer terroristische dreigingen. Deze combinatie maakt het dat ik kies om naar huis te gaan. Als ik had kunnen werken, was ik zeker gebleven en zou ik de laatste zijn om me weg te laten jagen, maar zonder werk ga ik enkel te veel geld uitgeven en plekken bezoeken waar ik de afgelopen maanden al geweest ben. Ik heb echt veel gezien inmiddels.

Een afsluitend blog met overpeinzingen en co zal uiteraard nog volgen.

Foto’s zijn wel heel tof en de moeite waard.

Met loeki en michel naar Queen Elizabeth gegaan. En hier hebben we boven verwachting toffe beesten gezien.
Een boom klimmende leeuw (waar er maar 40 van zijn in de wereld), luipaard en veel olifanten onder andere…

X

Genocide Rwanda

Gisteren met de nachtbus teruggekeerd naar Oeganda. Om alhier nog enigszins een soort van decent kerstfeest te kunnen vieren. Maar goed, Rwanda dus. Wat een ongelooflijk interessante trip was dit. Het is heel lastig om aan te geven of het echt ‘leuk’ was- dat is wat cru te stellen als je al die diverse plaatsen waar al die gruwelijkheden zich hebben voltrokken, hebt bezocht. Maar zeer indrukwekkend was het zonder meer. Rwanda is het land ‘des mille collines’ (duizend heuvelen).

En dat klopt ook zeker. Door een bergachtig landschap rijd je heuvel- op en af naar de hoofdstad Kigali. Een busrit van ruim 9 uur brengt je daar. Tussendoor de grensovergang met bijbehorende taferelen. Strenge douanebeambten, duistere en opdringerige wisselkoers-mannetjes, gecheckte spullen en zenuwen van allerlei kanten. De Rwandese douanier wilde Marieke, mijn reispartner- ook vrijwiligser, terug sturen omdat we geen uitgeprinte Visum-aanvraag konden overleggen. Het advies: terug naar waar we vandaan komen, daar wachten op de email van ons reeds verstuurde aanvraag en dan terugkomen. Uiteraard zag ik dit niet zo zitten en na wat geharrewar en betaling toch het visum voor Rwanda verkregen. (Zou ook extra lelijk zijn als we dit niet kregen aangezien er al een ‘exit’ stempel van Oeganda in mijn paspoort was geramd. Maar goed, eigenlijk wil ik me niet zo beperken tot een chronologisch gebeurtenissen verslag van deze trip. Er zijn wel interessantere dingen te melden. Wel nog even, Rwanda is ontzettend georganiseerd en netjes. Wie had dat gedacht? Zo is Rwanda het enige land waar ik ooit geweest ben waar ze een verbod op plastic zakken hebben. Ja, je leest het goed, een verbod op plastic zakken… Verder is het heel Frans. Met stokbroden en jawel de croissants en redelijk goed eten- en ook wat duurder dan Oeganda. (Vergelijkingen met de aangetroffen situatie bij het oversteken van de grensovergang van Albina, Suriname, naar St Lauren, Frans-Guyana, zijn zeker voor handen.)

Maar, zoals eerder gezegd, het doel van de trip was dus het bezoeken van de genocide memorials die herinneren aan de gruwelijke gebeurtenissen van 1994.

Dit wilde ik bezoeken. Ik weet namelijk nog dat dit zich voltrok. Nu 24 jaar, destijds dus 8, maar de happeningen destijds op het journaal zijn me altijd bijgebleven. Ik denk dat dit voornamelijk komt door de, voor kinderen in het oor springende naam, Hutu’s en Tutsi’s. Nog even in het kort, wat gebeurde er ook al weer? Ver vroeger waren er twee etnische groepen in Rwanda, maar leefde dit niet zo sterk onder de bevolking. Om orde te houden maakten de Belgen van een etnisch verschil een raciaal verschil- gebaseerd op uiterlijk. Toen de Belgen nog de baas waren in Rwanda, gaven zij de in de minderheid zijnde Tutsi’s, dit in ruil voor gehoorzaamheid ,privileges op diverse gebieden boven de Hutu’s. Uiteraard gaf dit wrijving tussen de groepen Bij de onafhankelijkheid in ’62 was er regelmatig bloedvergiet met Tutsi slachtoffer. Op hun beurt pleegden de Tutsi’s, verenigd in het RPF, vanuit de buurlanden Congo en Oeganda guerrilla tegenaanvallen uit. Toen in 1994 het regeringsvliegtuig succesvol gebombardeerd werd en de Rwandese en Burundese presidenten daarbij om het leven kwamen- was het teken daar “ to cut the high trees and kill all the cockroaches...

Wat volgde was 100 dagen (overigens niet met opzet gekozen) lang chaos. Internationale hulp bleef uit, VN troepen werden uit angst uit Rwanda geëvacueerd. Meer dan 1.000.000 vermoorde Tutsi’s en een land dat volledig op zijn gat lag.

Ter nagedachtenis is in Kigali een groot memorial gebouwd, wat zich openstelt als uitgebreid informatiecentrum.

Drie verschillende gedeelten waren te bezoeken. Als eerste de genocide in Rwanda zelf, hierna een overview van enkele andere genocides, om Rwanda in perspectief te kunnen plaatsen en als laatste de persoonlijke verhalen van diverse slachtoffers en één dader op video en foto. Alles zag er verschrikkelijk netjes en wel doordacht uit. Het is het meest georganiseerde en kloppende gebouw en institutie dat ik tot dusver in Afrika heb gezien. De beelden daarentegen behoren tot de verschrikkelijkste welke ik waar dan ook ter wereld heb gezien.

De machetes waar de ledematen mee afgehakt werden.

De knuppels waar schedels mee ingeslagen werden.

De kleren van kinderen welke ze ten laatste hadden gedragen.

Foto’s van uitgemoorde families, voor en na.

Foto’s van kinderen variërend van 9 maanden tot 11 jaar, met vermelding van hun favorieten- gegeven.

“Fernan, 8 years.

Favorite food: Chips and milk

Activity: playing with his brothers

Behavior: a real momma’s boy

Cause of death: Cut by machete and left for starvation

Christine, 11 months.

Favorite animal: Cat

Loved her daddy sing for her

Behavior: Cried a lot

Cause of death: smashed against the wall

En zo meer van dat. Niet overdreven meelijwekkend of anderszins verkeerd geënt. Maar wel verschrikkelijk (en) indrukwekkend om het zo te zien. De volgende dag heb ik nog twee andere memorials bezocht. Dit waren kerken waar vele Tutsi’s een veilig onderkomen hoopten te vinden, maar zoals later gruwelijk zou blijken, was dit niet het geval. Zeer luguber is dat ze deze plekken in de status hebben gelaten zoals het destijds was aangetroffen (a la de Tol Sueng, ook wel S21 genoemd, van de Khmer Rouge van Pol pot in Cambodja). Een middelgrote kerk. Ruim 10.000 angstige Tutsi’s opeengestapeld. Vergrendelde deuren. Terwijl ik daar sta te kijken naar de plek, denk je je in hoe de mensen zich gevoeld moeten hebben. Dan breken de Hutu’s de deuren in, je ziet de open geforceerde originele deur aldaar. Binnen tref je vervolgens evil aan.

De vloer bezaaid met kleren van de slachtoffers.

Soms botten nog verankerd tussen de vodden van kleren.

Kogelgaten in het dak.

Bloedspetters op alles dat spetters kan bevatten.

Tot aan het plafond- van het gezwaai met de machetes.

Het kleedje waar de priester voor preekte. Doordrenkt met bloed van talloze slachtoffers.

De plek in de hoek van de kerk...

Dit is het plekje waar zondagsschool was voor de kinderen.

Een grote zwart uitgeslagen plek in het hoekje.

Want de plek waar ze de kinderen onder de 5 jaar tegen de muur doodsloegen.

Dan een trap naar beneden. Beneden gekomen word je aangestaard door talloze schedels van afgeslachte Tutsi’s.

De rillingen over je hele lichaam. De verachting.

Weg wil je lopen, maar je blijft kijken. Je blijft er staan kijken. Dan zie je dat aan de schedels de wijze van overleden kunt vaststellen. Kogels maken kleine nette gaten in het schedelbot. Knuppels maken grotere, ongecontroleerde gaten. Machetes maken scheuren in de schedels. Sommige schedels bevatten meerdere soorten verwondingen, of zelfs alle drie.

Ook heb ik nog een bezoek gebracht aan hotel Rwanda. In het echt ‘Hotel de mille collines’ genaamd. Dit is het hotel waar de film ook daadwerkelijk is opgenomen. Destijds een spookplaats waar Tutsi’s een veilige haven zochten, heden ten dage weer het floriserende hotel dat het ooit was. Mensen zitten aan de bar veel te duur betaald bier weg te drinken alsof er nooit iets gebeurd is. Kamers waar mensen in angstzweet hebben gezeten, worden weer voor goed geld verhuurd…

Zeer aangedaan verlaat je dan vervolgens de plekken, maar voor mij breken dan de heftigste momenten aan eigenlijk.

Ik neem je mee. Je komt zo een kerk uit. Dan wacht je op een bus naar town. De bus komt en je stapt in. Daar zie je de conductor lachen en mee rappen op de radio. Andere mensen stappen verder op in de bus. De muziek, waar je anders zeer van houdt, gaat langs je heen. De bus raakt vol en de plek naast je raakt bezet. Dan ga je je afvragen. 16 jaar geleden slechts. Wat heeft deze man naast me ervan meegemaakt? Was hij Hutu of Tutsi? Prooi of jager? Dan zie je de vrolijk lachende mensen om je heen, harde muziek. De kans is zeer groot dat je in de bus zit met meerdere mensen die in staat zijn geweest zomaar te doden, martelen en verkrachten. Als beesten. Anderen zijn opgejaagd door hen. Familieleden afgeslacht. Misschien is de familie van de bestuurder wel verminkt door mijn buurman. Of andersom. En dit idee laat je niet meer los.

Hoe is het mogelijk geweest dat mensen naast elkaar leefden voor zo een tijd en ineens hun speelkameraden, collega’s of andere naasten de dingen aandoen die ze destijds hebben aangedaan? Hoe kan dit? Hoe kan een land in zo een staat raken dat mensen 100 dagen lang niet nadenken en blind gaan moorden? Maar hoe kan het ook dat mensen na 100 dagen hiermee ophouden en weer verder gaan met leven als voorheen? Dat mensen propageren nu (weer) één Rwandees te zijn. Is dit mogelijk, vraag je je dan af. Ik denk van niet eigenlijk. Ik vind het een heel eng idee dat deze mensen zomaar in staat zijn gebleken om de duivel de hand te schudden en vervolgens weer in de droom van Mandela zijn geloven. Ik geloof dat het weer zou kunnen gebeuren in een oogwenk. Niet enkel in Rwanda. In een hoop van de Oost-Afrikaanse landen. Mensen hechten intrinsiek te weinig aan een mensenleven om dit soort gebeurtenissen volledig uit te kunnen sluiten. Een mensenleven is weinig waard hier. Het sterftecijfer onder kinderen wordt hier in de geest van de mensen gecompenseerd door het geboortecijfer. Zowel in de Bijbel als in de Koran staat dat “hij die één mensenleven redt, redt de hele wereld.” En als dit waar is (wat ik geloof), is het omgekeerde dan ook van toepassing?Wie zomaar één mensenleven neemt, vernietigt de hele wereld…

Kerst in Rwanda en aangifte

Even een updatetje van de momentjes en de plannetjes. Twee dingen die het vernoemen waard zijn.

Ik ga morgen voor een tijdje naar Rwanda. Mijn werk houdt kerstvakantie tot 3 januari, en aangezien ik geen zin heb helemaal niets zinnigs te kunnen doen in de tussentijd, heb ik besloten om af te reizen naar Rwanda, om hier de diverse Genocide Memorials te gaan bezoeken. Altijd grote interesse gehad in de gebeurtenissen destijds aldaar. Ook enkele vakken over misdaden tegen de mensheid en genocide bepalingen gehad tijdens mijn studie- dus zie dit als een soort van self-organized studiereis. Sowieso moest ik het land uit om een borderrun te doen aangezien mijn visum verloopt, dus dit zijn twee vliegen in één klap. Het zal naar alle waarschijnlijkheid wel een vrij lugubere kerst worden tussen de herinneringen aan al deze gruwelijkheden, maar wel een om nooit te vergeten…te midden van iets dat nooit vergeten mag worden.

Mijn twee punt is langer van stof, en alleen voor de diehards die Oegandese belachelijkheid wel kunnen waarderen.

Zo ben ik vandaag aangifte wezen doen. Of een poging daar toe. Gisteren ben ik het politiebureau in Kampala al onverrichte zaken weer uitgelopen na het aanzien van de wachtrij en werkwijze om deze wachtrij weg te werken… Dacht bij mezelf ‘dat doe ik morgen in Mukono wel (even)’. Ja leuk, hoor. Dus ik vandaag naar het politiebureau gewandeld. Lekker weertje, dus lekker lopen. Mijn wandeling was alle boda boda’s ten spijt uiteraard, maar “Tambula, sebbo”- (=nee, ik loop, meneer). Aangekomen bij het politiebureau kon de lol beginnen natuurlijk. And it did. Kom binnen in een zeer donker hutje zonder licht. Ligt daar iemand in Uganda Police uniform op een bureau een professioneel uiltje te knappen. Ik maak hem wakker en vraag en of ik aangifte kan doen van gestolen goederen. Nee. En gaat weer verder met eerder genoemde bezigheid. Maar natuurlijk. Ik vraag hem waar het dan wel kan. Verderop, wordt mij verteld. Waar precies, meneer? Het “moderne gebouw hiernaast”, legt hij uit. Ok, dus ik de deur uit (spreekwoordelijke deur- meeste gebouwen hier hebben geen deur) en loop een stukje van 10 meter naar links. En daar zie ik het ‘moderne gebouw’, het is in ieder geval van bakstenen. Maar er mist een muur, ramen, vloer en belichting. En overal staan opgestapelde dossiers paperassen met touwtjes erom heen. Stapels die het plafond kietelen. Er zijn drie mensen in de ruimte. Een vrouwelijke politieofficier achter een bureau noteert gegevens welke haar verteld worden door een man. Een andere man in doodnormale kleren komt op mij af en vraagt wat hij voor mij kan doen. Ik vertel dat het ervan afhangt of hij van de politie is. Lichtelijk beledigt door mijn vraag (het zal niet de eerste keer zijn dat een afrikaan zich tegenover mij wil voordoen als iets dat hij verre van is), vertelt hij dat bij de unit hoort, ja, en dat ik kan gaan zitten. Ik vertel hem dat ik liever blijf staan. Even later zegt de dame achter het bureau dat ik kan gaan zitten want ze wordt zenuwachtig als ik blijf staan. Ik vertel haar lachend dat ik dan liever blijf staan zodat ze niet vergeten dat ik er ben en geholpen wil worden. Na ruim 40 minuten helpen de dame en officier in burgerkleren mij. Nou ja helpen…Ik leg uit dat spullen gestolen zijn. zij schrijft op “spullen gestolen”. Kijkt naar mij. Schrijft de datum van gisteren ernaast. “Dank u wel, meneer”, zegt ze mij. Ik kijk haar met grote ogen aan. Ik vraag haar of zij serieus is. Ze snapt me niet. Ik zeg haar dat ik wil dat ze mijn naam noteert. “Naam”, schrijft ze op. Dan leg ik mijn paspoort op tafel. Opdat ze mijn naam hieruit kan overnemen. In plaats hiervan gaan de twee politie’s in mijn paspoort bladeren. De man vraagt of ik getrouwd ben. Ik vertel hem dat ik een mukazithuis heb ja. Hij bladert verder, zij pulkt haar neus. En schiet. Hij zegt dat ik niet getrouwd kan zijn, want in mijn paspoort staat ‘single’. Dat dit op mijn Surinaams visum is bij het kopje ‘entry:single’ is, maakt natuurlijk geen donder uit. De dame is inmiddels klaar met haar neus en kijkt weer naar mij. Ik gebied haar de naam op te schrijven. Zij doet dat. Ik vertel haar dat ik wil dat ze opschrijft wat ik kwijt ben. Ok. Na de uitleg zegt de mannelijke officier tegen mij dat hij voor 20.000 shilling wel direct op zoek wil gaan naar mijn telefoon. En dat hij een goede detective is. Ik vertel hem dat ik denk dat hij ongetwijfeld een van Oegandese beste detectives is, maar dat ik de kans op het terugvinden van mijn telefoon wel klein acht, aangezien de batterij leeg was, geen airtime had en mijn Phone wel drie beveiligingscodes heeft en in het Nederlands bestuurd wordt. Kleine kans dat iemand deze kan gebruiken en zo achterhaald kan worden. Ik word weer bedankt voor het komen. En fijne kerst. Wat? Ik leg hen uit dat ik een report wil om aan de verzekering te geven. Dit blijkt verdomde lastig. Op een gecomputeriseerd formulier rekende ik al helemaal niet aangezien er geen stroom is op het politie bureau. Maar een geschreven vodje zou toch moeten kunnen. Ik mag door naar een minikamertje erachter waar John zit. Een bureau, twee stoelen, wel in elke hoek stapels bijeen gebonden documenten volledig geflankeerd onder het Afrikaanse rode stof en her en der een bijtgaatje. Verder is het kamertje zo klein dat elke keer dat John erlangs moet, ik moet opstaan en mijn stoel buiten het kamertje moet zetten. (dit gebeurt in een kleine 25 minuten zeker 8 keer- druk baasje die John.) Hier kan ik nog eens het hele verhaal vertellen. Hij noteert, of poogt hiertoe. ‘Robbelbank card’ en andere, voor mij onleesbare tekens op een blanco smerig velletje. Vervolgens duikt hij in mijn paspoort, bladert en blaast erop. Ik mag wachten, “Let me come” en weg is John. Mijn paspoort nog wel op tafel. Ik vind dat ik lang moet wachten na ruim 20 minuten daar in mijn eentje tegen de stapels paperassen te hebben opgekeken. Ik ga terug naar de main room van het moderne gebouw. Daar ga ik zitten (gewoon even om uit dat hokje te zijn) en leg ik het velletje dat John heeft opgesteld samen met mijn paspoort op tafel. Een andere officier pakt mijn paspoort en begint erin te lezen alsof dit het lang verwachte Oegandese boekenweekgeschenk is. Ik vraag hem wat hij doet. Checking your passport, zegt hij mij. Ik vraag hem, waarom doe je dat, ik heb niets met jou van doen. Ik ben agent, en ik mag iedereen zijn ID vragen en dan moet je het geven. Ik zeg dat ik dat snap, maar dat ik niet snap waarom al die agenten zo ontzettend op mijn paspoort azen. Dan pakt een andere agent het uit zijn handen, geeft het aan mij en zegt dat ik het maar in mijn zak moet steken omdat iedereen het wil ‘lezen.’ Rare jongens. John komt na een klein uurtje terug. Wie het report op moet maken is er niet. Wel kan ik alvast betalen voor het report. WAT? Betalen voor het report, jullie zijn raar- zeg ik. Natuurlijk moet ik betalen, zegt John, want dit is een officieel document dat ik mee het land uit neem en dat betrekking heeft op officiële dingen van buiten Oeganda (doelend op mijn Robbelbank pas). Ik zeg dat ik niets betaal. Zeker zolang ik geen report heb. Ik mag morgen terug komen voor het report. Ik legde uit dat ik volgende week weer terug ben, ook goed. Inmiddels hebben John en ik 2 kantjes volgeklad- ik vraag hem of ik deze zal meenemen en dan volgende week mee zal brengen. Ik voel er niet veel voor om deze twee velletjes verloren te laten gaan op een van de oneindige verduste stapels rotzooi en stof. Maar nee, deze twee vodjes, zijn officiële politiedocumenten en mogen niet het bureau verlaten. Dus loop ik weg ruim 2.5 uur later, zonder report, met de wetenschap dat 2.5 uur van mijn leven nu ergens op een de stapels ligt (en ik volgende keer dus eerst een uur kan wachten terwijl ze de twee kantjes proberen te zoeken en dan vervolgens weer 2.5 uur 2 nieuwe kladjes mag gaan opstellen…)

Fijne kerst allemaal

Floor en Safari

Een aparte blog vandaag. Het leek me een leuk idee om Floor een stukje te laten schrijven en ik zelf een stuk over de afgelopen weken. We hebben los van elkaa geschreven- er is dus dikke kans op herhaling, maar misschien leuk het van twee kanten te lezen.

FLOOR:

Weebale Mr. T

Na 24 uurreizen (via Cairo-Egypte en Addis Ababa-Ethiopië) en aangekomen te zijn op Entebbe zonder koffer, kon mijn avontuur beginnen!
Het guesthouse op de heuvel in Mukono is één van de fijnste plekken om vers vanuit Nederland te verblijven. De banda’s staan verspreid over de heuvel omringd door gras en bomen waar aapjes in zitten en af en toe vliegt een neushoornvogel over waardoor het klinkt of er een helikopter bijna neerstort.
Mijn eerste kennismaking met de bevolking was al lopend in Mukono waar ik begon te beseffen hoe speciaal ze het vinden om Mzungu’s (blanke mensen) te zien. Kindjes die je naroepen en overal mensen die je met open mond aanstaren en naar je zwaaien. Desalniettemin klonk Celine Dion keihard door de speakers in het dorp. Een bizarre gewaarwording dus...
Die dag meteen Kampala in om een Afrikaanse outfit voor me te scoren. Voor het eerst in een Matatu richting de hoofdstad. Deze busjes hebben 14 zitplaatsen, maar worden vaak volgestopt met meer dan 20 mensen. Iedereen zit bij elkaar op schoot en baby’s, dieren en zakken rijst passen er ook nog in. Kampala is indrukwekkend. Overal zitten mensen met kleedjes op de stoep om spullen en eten te verkopen en je moet oppassen dat je niet op gehandicapten bedelaars staat. Mazzel dat T blank is,

anders was ik hem zeker kwijt geraakt. Dat neemt niet weg dat ik me erg veilig voelde in zijn buurt. Het is gaaf te zien hoe hij het praten in Luganda zich eigen heeft gemaakt en hoe hij zich in elke sociale situatie redt.

Voorbeeld: T spreekt een Boda aan om van de watervallen naar Jinja gebracht te worden: “Oli Otya Ssebo? (hoe gaat het meneer?)” Hij krijgt dezelfde vraag terug en antwoordt: “Bulungi (met mij gaat het goed)”. Dan kan het onderhandelen beginnen, dus T zegt bv: Jinja Cente Mekka? (hoe duur is het naar Jinja?). De boda zegt dan: Nukumi Nja (4000 shilling). T: “Salako Ssebo, Nukumi Biri” (dat is te duur meneer, 2000 shilling). Uiteindelijk wordt ermee ingestemd en kunnen we gaan, of wil de Boda er meer uit halen en lopen we door naar de volgende.
In de eerste week zijn we naar veel verschillende plaatsjes geweest. Zo hebben we een nacht in Chiquoi (een klein dorpje in the middle of nowhere) geslapen en zijn we vanaf daar richting Victoria lake gelopen, wat 4,5 uur ipv 45 minuten duurde..

Ook zijn we in Jinja naar de bron van de Nijl geweest (wat eigenlijk een soort dam in de rivier is) en hebben we een hele ochtend bij de Bujagali falls zitten genieten.
Daarbij zijn we zowel in Mukono als in Kampala uit geweest. De discotheken zijn moderner dan je denkt, hoewel de stroom in Mukono was uitgevallen waardoor ik Tyas meteen opzocht en hij boos werd omdat hij dacht dat ik een Oegandees was die van hem wilde stelen. In Kampala daarentegen is zijn portemonnee aan het einde van de avond echt gestolen. Eerst had hij nog door dat iemand aan zijn broekzak zat, maar een kwartier later in een bomvolle warme zweettent was de portemonnee toch echt weg.
Dat mocht de pret niet drukken, want na het weekend zijn we drie dagen op safari gegaan!



Dag 1: Naar een rhino sanctuary. Hier worden neushoorns opgevangen in een groot reservaat waar ze door rangers in de gaten gehouden worden. Hierdoor konden we erg dicht bij de beesten in de buurt komen. Aan het eind van de dag naar onze slaapplek. We sliepen in een schattige kleine banda waar de hele nacht een beest (vermoedelijk een rat) aan ons dakje van stro aan het knagen was.
Dag 2: Vroeg op voor een wandeling door het dorpje in de buurt waar we van de lokale bewoners uitleg over hun gebruiken en gewoonten kregen. Vervolgens na het ontbijt op weg voor een boottocht op de Nijl. Dromen kwamen uit! Het was heerlijk weer en na minder dan 10 minuten zagen we al nijlpaarden. Vervolgens zijn we bij deze groep dicht in de buurt gekomen en hebben we ook met maar twee meter afstand van een onrustige olifant en krokodillen gevaren. Heel gaaf!!! Vooral op de terugweg was het met een koud drankje in het middagzonnetje genieten van de natuur, de dieren en de rust op het dak van het bootje.
Dag 3: Heel vroeg op om ons klaar te maken voor de gamedrive. In ons busje met open dak door een enorme safarivlakte gereden. We zagen grote groepen waterbokken, bosbokken, buffels, wrattenzwijntjes, kobs (soort antilopen), bavianen en giraffen. Echt te gek!



Op de laatste dag van mijn verblijf, heeft T mij nog meegenomen naar zijn werk in het Law Development Centre in Kampala. Fijn om zijn collega’s te ontmoeten en te zien waar hij veel tijd doorbrengt. Vervolgens zijn we naar het Mulago hospital in Kampala geweest om bij Stephen (vriend van ons die we via mijn tante Annemarieke kennen) op bezoek te gaan. Hij werkt op de brandwonden afdeling van het ziekenhuis en heeft ons rondgeleid. Dit was een schokkende ervaring. In één grote ziekenhuiskamer staan 30 tot 40 bedjes met allemaal kinderen met de meest verschrikkelijke brandwonden erin. Hele hoofden, armen en beentjes in het verband en veel kindjes die huilen van de pijn of niet eens ouders naast hun bed hebben zitten. Echt verschrikkelijk. Na zo’n bezoek ga je toch echt beseffen hoe goed wij het in Nederland hebben.

De laatste middag zijn T en ik nog gezellig in het guesthouse in Mukono gaan eten met alle Nederlanders en heb ik afscheid van iedereen genomen.
Ik ben heel dankbaar voor deze geweldige ervaring en wil daarom alleen nog zeggen: Weebali Mr. T! See you in 1,5 month...

TYAS:

Ja ja lieve mensen, we zijn er weer. Hoop dat iedereen mijn grote blogabsentie goed is doorgekomen. Uiteraard had het een reden. Floor was er en ik wilde geen tijd verspillen aan de computer terwijl wij elkander zo lang hebben moeten missen. Het bezoek ging gepaard met pieken en dalen. Dikke vertragingen snoepte wat van onze tijd samen weg- onze toch al zo schaarse tijd. Daarnaast kwam de dame aan zonder haar koffer in Oeganda. En vooral voor vrouwen is dat natuurlijk ontzettend belangrijk. Maar goed, geen koffer- je doet er op dat moment niets aan. Nog even werden we dezelfde dag nog blij gemaakt met een dode mus toen we gebeld waren dat haar koffer er was. Omgekeerd weer richting Entebbe Airport, bleek het een verkeerde koffer te zijn. Tranen met tuiten voor even. Maar opnieuw, het is wat het is en we wilden er het beste van maken. Zo deden we ook. Ondertussen spendeerden we Oegandese fortuinen aan airtime aan de telefoon met de luchthaven en Egyptair. Elke dag nieuwe teleurstellingen deden af en toe wat traantjes veroorzaken bij het ophangen. Maar wel telkens voor korte duur. In Kampala wat kleertjes op een Oegandees koppie getikt. Zo vonden we een broek en wat shirtjes- no problemo. Wel raakte ik mijn telefoon diezelfde dag ook nog kwijt in de hoofdstad. Op dat moment sloten Floor en ik een convenant. Dat wat ons ook zou gebeuren, hoeveel pech ook, ons krijgen ze niet klein.

En zo was het ook. Spullen zijn slechts spullen, zullen we dan maar denken. De volgende dag nam ik haar mee naar the middle of nowhere. Maar dan echt. We gingen slapen in een dorpje waar echt helemaal niets was. Niets, noppes nada. Waarom we dan toch daar naar toe gingen? ik wilde Floor iets laten zien van een beetje countryside Uganda. En zo geschiedde. De volgende dag wilden we naar het Victoria Meer lopen. Dat zou een klein uurtje duren. Maar wij liepen diverse malen verkeerd. Ruim 3.5 uur later zouden we arriveren bij het meer. Van de nood maakten we direct een deugd, want deze wandeling naar het meer transformeerde automatisch tot een (gratis) community walk. Zwermen van kinderen overal die ons toeschreeuwen. Sommigen in extase vanwege het aanzicht van een blanke in hun leefomgeving. “ Hi Mzungu, bye mzungu!!” en niet stoppen tot dat je gezwaaid hebt. Je voelt je af en toe net een rockster hier in dit land. En voor wat? Waarom willen de mensen toch zo graag jou kennen, in je buurt lopen of naar je zwaaien. Het was leuk om Floor Oegandese dingen (natuur, mensen, eten, gebruiken, etc) te laten zien, dan merk je ook weer hoeveel absurditeit je zelf inmiddels al volledig normaal bent gaan vinden…we zijn ook nog even naar Jinja geweest om daar een nachtje te slapen en semi-romantisch te dineren bij een soort van kaarslicht. Daar de watervallen bezocht en lekker gechilled, zoals we dat zo goed kunnen. Het weekend zijn we uitgegaan, afrikaanse disco’s onveilig gemaakt. Vrijdag in Mukono- lastig was ik met mijn telefoon ook al mijn telefoonnummers verloren was en dus veel moeite had oegandese vrienden te lokaliseren. Zaterdag stapten we in de hoofdstad met een collega en wat vrienden van mij. Was gezellig, wel zeer jammer dat aan het eind van de nacht mijn portemonnee gestolen werd uit mijn broekzak. Voelde me er ontzettend stom over. Dacht eerlijk waar dat dit soort dingen mij niet gebeurt. Dat ik het wel door zou hebben. Dat ze het niet zouden durven bij mij. Allemaal niets van waar. Misschien ook wel eens goed om weer een soort van reality check te krijgen. Deze les kostte mij 60 UGX (ongeveer €20), mijn pinpas en mijn rijbewijs. Shit happens en spullen zijn enkel spullen, hadden we eerder al afgesproken. Wel had ik eerder op de avond 40.000UGX in Floor haar zak gestopt, gewoon zomaar. Dit geld bracht ons gelukkig nog precies terug naar huis. Dat was toch wel een soort van een klein gelukje. Toen was daar zondag de koffer, blije vrouw, (=) tevreden man. En de maandag gingen we op Safari voor drie dagen. Naar Murchison Falls, in het noorden van Oeganda. De watervallen waren zeer indrukwekkend, hoog en goed vol.
Mooi om te zien, maar ik verheugde me op de wildlife… En dit was werkelijk amazing. Echt een van de tofste dingen ooit gedaan. Een kinderwens ging volledig in vervulling. Altijd wilde ik al wilde olifanten zien. Ik had er al eens op gereden, mee gezwommen, twee dagen op een brommertje door het noordoosten van Thailand getrokken (wat enkel resulteerde in het vinden van hele warme (en dus verse) poep), maar nu kon ik eindelijk de olifant afstrepen. Wat was het gaaf om dat beest te zien staan ineens.
Massive. Aan de rivier. Ongelooflijk. We maakten een boottocht over de Nijl (hoe tof!), en we zagen allerlei beesten langs de oever. Allerlei soorten antilopen, veel buffels, diverse ijsvogels, visarenden, krokodillen wel tot 5 meter lang, talloze nijlpaarden in het water (gek dat wanneer je daar zo op de Nijl vaart, je dan ineens werkelijk realiseert waarom een nijlpaard een nijlpaard heet)
en we hadden dus het geluk olifanten te kunnen spotten. Man, die dag kon ik sterven en je zou een grote glimlach op mijn gezicht in de kist hebben gezien. Maar de volgende dag gingen we nog een ‘game-drive’ doen. Met de wagen over de savanne rijden. Zo stoer. Zo gaaf. Dan kom je daar aan en zie je gewoon allerlei groepen beesten. Horden van buffels die jouw weg crossen, antilope achtigen die je ziet overal waar je kijkt. De lange nek van de giraffe die opdoemt. Dan kijk je beter en zie je wel 20 giraffen staan. Zo indrukwekkend. Je bent daar gewoon en je staat te kijken naar je eigen National Geographic aflevering. Onbeschrijflijk.

Toen kwamen we woensdag weer ‘thuis’, home is where the heart is. Donderdag zou ik Floor meenemen naar mijn werk en we zouden nog een brandwonden afdeling bekijken waar Kato, een vriend van ons, werkte. En dan vrijdag nog lekker helemaal niets- chillen en genieten de hele dag. Dan in de nacht naar het vliegveld voor haar vertrek. Echter de werkelijkheid was ietwat anders. Donderdagochtend werden we naast elkaar wakker, en naar later zou blijken, zou dit voorlopig de laatste keer zijn dat dit gebeurde. Want we hadden ons misrekend. Vliegtuig zou donderdagnacht al gaan. Dus zo werden we opnieuw van een dag ‘beroofd’. Ook hier gold, weer, het is niet anders. Dus die avond mijn dame naar het vliegveld gebracht in het midden van de nacht. Schat, ik heb het zo heerlijk gehad met je- had met niemand anders deze pech willen meemaken! Love you.

De volgende dag ben ik mijn verdriet gaan wegraften. Wild water raften. In Oeganda, in jinja, is zo een beetje de beste plek ter wereld om dit te doen. 5 ster rapids op de nijl, oeh la la. Het was echt super extreem heftig maar zo gaaf! De boot sloeg bij de eerste rapid al om. Maar veiligheid was goed geregeld. We hadden omslaan reeds geoefend en er waren drie kayakers en een safety boot mee, naast de twee zeer bedreven gidsen in onze boot. Wij waren met zijn zessen. Echt een wereldervaring. Ik kan het iedereen aanraden die hier ooit in de buurt is. Zo, lang verhaal- maar we zijn wel weer up to date. Ik hoop dat u het allemaal een beetje trekt met het noodweer in Nederland, ik heb met je te doen.

Ps: hier is een linkje naar een filmpje dat Jacky heeft gemaakt. We waren met alle vrijwilligers hier op weg naar de intocht van Sinterklaas in Entebbe. Ja, de beste man was ook de Nederlanders helemaal in Afrika niet vergeten. En het was de echte sinterklaas, dat kan allemaal natuurlijk vanwege het tijdsverschil kon hij weer op tijd in NL zijn. Het ene filmpje toont ons zingend door Kampala en mij als ‘conductor’. In de matatu’s ,busje, hier is er altijd een conductor, die de geldzaken regelt en de mensen in het busje roept. De conductor zit altijd op die plaats. En wij hadden een hele matatu afgehuurd. Dus wij hadden geen conductor mee, maar ik zat op die plaats en heb vele Oegandezen aan het lachen gemaakt door mij voor te doen als de conductor…

http://www.youtube.com/watch?v=jzi4ykRQ_yQ

Ps 2: Floor, het had nog veel erger gekund. De vriend van Gertrude zou toch komen deze ochtend? Zijn vlucht was gecancalled…

Ciao T

Mijn dame

Als het goed zou zijn, zou ik Floor vannacht om 3.30 ophalen van Entebbe. Maar door

het slechte weer, was er dikke vertraging. Hierdoor mist zij waarschijnlijk haar transfervlucht op Cairo. Balen. Dat zal dan weer een dag of wat vertraging gaan geven. En ze is hier al zo kort.

Ik hoop dat het allemaal goed gaat komen. Hoop met me mee?

T

Field work

Ola ola. Back in town. Was van het weekend met wat vrienden van mijn college (en nu mijn vrienden) naar Gulu gegaan. Gulu ligt in het noorden, richting Sudan. Een vriend van hen opende daar een bar- reden van ons tripje. Roadtrip met 4 jongens, 5 uur in de wagen.

Weekend was goed vermaak. Van begin tot eind. Foto’s hiervan ontbreken om de volgende reden. President Museveni was in town. En op het moment dat we weggingen bedacht ik me dat ik nog een foto wilde van de straat van de bar waar we geweest waren. Ik pak mijn spiegelreflex camera en schiet wat plaatjes van de straat. Ineens, een aantal soldaten omsingelt mij. Willen mijn camera afpakken. No way, zeg ik hen. Zij lichtelijk kwaad, vragen waarom ik foto’s van de straat maak. Gewoon om thuis te laten zien, leg ik uit. Dat gaat er niet in echter. Andere soldaat erbij. Camera inleveren, beveelt hij. Nogmaals vertel ik dat dit niet een optie is. Maar toch wel een aantal pissige Oegandese soldaten tegenover mij. What to do? Ik bied aan de foto’s wel te wissen. Na wat geharrewar gaan ze hiermee akkoord. Dus ik wis de foto’s, toon dit aan hen. Zien ze mijn andere foto’s die ik tijdens het weekend genomen heb. Niet heel bijzonder, wat van de jongens, van een mooi aanplakbiljet en dat soort rommel. Weer hommeles uiteraard. Eind van de rit heb ik al mijn foto’s moeten wissen… You want another rap? Nee bedankt, Museveni- 24 jaar lijkt me lang genoeg voor jouw ‘movement.’

Toen op maandag ging ik met mijn werk naar Iganga district. Zo een kleine 80 km tegen de grens met Kenia aan. Hier heeft het LDC (mijn werk) twee maanden geleden het diversion program ingevoerd. Dit is bedoeld om jeugdige first offenders buiten het strafrecht te houden, maar zo lokaal mogelijk deze conflicten proberen te beslechten. Hiervoor zijn politieagenten, local councils, fit persons en peer leaders getraind. Wat? Local councils zijn een soort van rechters in eerste instantie, maar heel lokaal en toegankelijk. Werken ook niet vanuit een rechtbank. Eigenlijk gewoon een soort stamhoofd met legaal gezag.

Fit persons zijn personen die een soort handlangers van de politie en de local councils zijn. Dit zijn vrijwilligers die door de rechtband beëdigd zijn om te helpen op concensuele basis tussen partijen.Peer leaders zijn jongeren die ‘oren en ogen’ van de jonge community zijn. Ook vormen zij clubs om jongeren dmv activiteiten van narigheid te onthouden. Al deze mensen gingen wij interviewen dus.
Verdeeld over het gehele district. Echt field work dus. In een busje met 5 collega’s deze stakeholders opzoeken en ondervragen naar hun handelingen en bevindingen tot nu toe. De helft zeker sprak Engels, dus ik kon gewoon meedraaien in de molen van interviewen,
anderen spraken niet het taaltje dat ik begin te leren, Luganda, maar weer een andere taal, te weten Lusoka. Daar spreek ik geen woord van. Af en toe leverde dit leuke taferelen op. Dan vroeg ik een peer leader aan het begin of deze Engels spreekt. Yes, of een knikje. Ok, prima- laten we beginnen. Ik begin uit te leggen wie ik ben en waarvoor ik werk en waarom we hier zijn en wat we van hem of haar willen weten. Klein verhaaltje. Knik. Dan stel ik de eerste vraag. Wat voor soort zaken heb je in de afgelopen tijd behandeld? Het blijft stil. Dat kan zijn, best een lastige vraag- moet wellicht even graven in het geheugen. Ik vraag haar of ze de vraag begrepen heeft. Yes, zegt ze. Weer stil. Stil. Ik probeer haar gerust te stellen dat het helemaal niet erg in om even na te denken. Stil. Ben je, vraag ik haar, aan het nadenken over de vraag? Yes, yes. Weer stil. Na 3 minuten van mijn leven die ik nooit meer terug krijg, roep ik een collega van mij erbij. Zij gaan verder in Lusoka. Het meisje blijkt geen woord Engels te spreken…

Verder wel veel successen gehad hoor, no worries. Ook kwamen we regelmatig bij dorpjes waar kinderen shows opvoerder voor ons- wij zijn best belangrijk daar in zo een dorp, mensen van het law development Centre uit Kampala.

De beste stoelen werden afgestoft en buiten gezet voor ons. Normaal heb ik een hekel aan dit soort poespas, maar nu was het compleet anders. Ik ben daar voor mijn werk, met Oegandese collega’s. Die mensen vinden het zeer indrukwekkend dat wij daar komen, naar hun dorp om hen te helpen. Dus daar hoort een show bij. Then you just sit back and enjoy the show…nothing else to it.

Ook was het mooi dat ik voor mijn werk foto’s moest maken. Vaak houd ik er niet van om bekend te staan als de mzungu die overal direct zijn camera bij pakt. Maar nu moest het, onderdeel van het werk. Al de foto’s die ik hier plaats zijn ook werkfoto’s welke ik met toestemming mag posten.

glitterende politiek

Dinsdag was het offerfeest voor de moslims. Boeien, zou je normaal gesproken kunnen denken. Maar ik was uitgenodigd door een collega om bij zijn oom te komen lunchen. Want alhoewel het leeuwendeel hier (streng) christelijk in een van de vormen is, is er ook een aanzienlijk deel moslims in Oeganda. Zo ook een van mijn collega’s, Shiraj. Hij had mij uitgenodigd om bij zijn oom te komen lunchen. Ik ging maar al te graag op die uitnodiging in natuurlijk. Maar toch een beetje ongemakkelijk- want hoe te gedragen, wat te dragen, een gebed uit mijn hoofd leren? Uiteindelijk gekozen voor een linnen broek (wit) met overhemd uit de broek en geen stropdas. En op internet even gekeken naar iets van een cadeau dat gepast is mee te brengen. Moeilijk- zoetigheden en korans, maar dat is ook weer zoiets. Want iets van een taart- hoeveel mensen komen er eigenlijk? Je wilt niet met één taart aankomen als er 40 mensen zijn- dat is een belediging. Snap je- lastig. Uiteindelijk even in het dorp gekeken en daar heb ik een tissuehouder op de kop getikt. Kitscherig, altijd goed hier. Toen naar Kampala gegaan, Shiraj pikte me op daar. Uiteindelijk in één wagen met 9 mensen op weg naar zijn oom. Daar aangekomen, een tuin vol mensen, wel meer dan 50 zeker. Een rij waar je gelijk achteraan moest sluiten, onderweg in de rij was je je handen. Dan krijg je een bord en begint het opscheppen. Je loopt met je bord langs allerlei bakken, 12 of 13 in totaal. Wat een eten was hier! Ongelooflijk werkelijk. Dit feest is ook bedoeld om hen die het zich kunnen veroorloven een rund te slachten, een derde weg te geven aan de armen, een derde aan de buren en een derde zelf op te eten. Hoe hier de exacte verdeling was opgemaakt, weet ik niet helemaal, maar er war genoeg- genoeg voor iedereen die die tuin binnenstapte. Het maakte niet uit wie er binnen kwam. Ik was net zo welkom als iedereen. Mooi om te zien, mooie traditie. Ik voelde me helemaal op mijn gemak, de gastheer was blij verrast dat ik iets had meegebracht voor hem (was niet gebruikelijk). En het eten was lekker, en veel. Oeh la la. Na afloop had iedereen in onze crew, een mannetje of 11, pijn in zijn buik van het vele eten… De rest van de dag niets meer hoeven eten.

Ja, het is wel te begrijpen hoe de blanken er vroeger in geslaagd zijn zwarte medemensen op te kopen om hen vervolgens oneerbaar aan het werk te stellen. Ja als slaven. Het verhaal van de spiegeltjes en kraaltjes, enfin u kent het. Nu een aantal eeuwen verder zou je praktisch hetzelfde kunnen doen. (Sterker nog het gebeurt zelfs. Maar daarover later meer.) Hier op straat zie je figuren lopen met jasjes van een glimmend kaliber á la omgekeerd aluminiumfolie. Weliswaar met scheuren en alles, maar hey het glimt toch? Iedereen staat zijn wagen en zijn brommer te wassen tot de velgen blinken. Dat ze hun mobiles wassen in (wat wij zouden noemen) een smerige sloot, is dan maar zo. De brommer mag dan wel schoon zijn, maar de eigenaar dan…? Met name mannen dragen allerlei soorten klokjes in de vorm van horloges. Dat deze stuk voor stuk, zonder uitzondering, niet (meer) lopen maakt niemand hier een donder uit. Lekker makkelijk als je het niet zo nauw met de tijd neemt. Alles dat bij ons direct tot kitsch bestempeld zou worden, vindt men hier schitterend. Kleurige kledij, schreeuwende nagellak (soms ook bij mannen, hoe zit dat?) (mannen lakken hier trouwens de teennagels van vrouwen op straat) en duizend-en-één beaty-salons vullen de straten. Daarnaast loopt werkelijke elke Oegandsees (maar ik weet dat ik durf te zeggen elke Afrikaan) met minimaal twee mobiele telefoons. Ja, dat klopt, met twee mobiele telefoons. Dat elk van deze telefoons nooit voldoende beltegoed (Airtime) bevat om een gemist gesprek van mij terug te bellen, mag u niet verbazen. Maar het hebben van de meerdere telefoons heeft te maken met diverse telecom aanbieders. Elk van ze hanteert een lager tarief voor het ‘inbound’ bellen (binnen het eigen netwerk), maar aangezien iedereen wel iemand kent die op een ander netwerk zit, zijn er meerdere telefoons nodig. Telefoons waar 2 sim-kaarten in gaan zijn rete populair hier. Niet aan te slepen. Zo lopen ze hier allemaal met blackberries waar soms wel 4 simkaarten in gaan. Dat al deze toestellen Chinese namaak zijn, maakt dat de batterijen ongeveer een halve dag meegaan. Maar dat maakt niets uit, want overal op straat zijn ‘phone-charging’ winkeltjes. Probleem opgelost. Maar het kwaad is al opnieuw geschied. De Chinezen zijn gekomen in Afrika en timmeren aan de weg (letterlijk). De Afrikanen schijnen de Chinezen prettig te vinden omdat zij zich niet met politiek bemoeien- zoals de blanken wel altijd hebben proberen te doen. Maar niet de fijne Chinezen. Is ook geen noodzaak toe aangezien zij alle beschikbare grondstoffen wegtrekken, who needs politics anyway? Alle politiek hier is corrupt, dus de Chinezen hebben geen politiek nodig om contracten te verkrijgen, enkel een beetje geld in envelopjes. De Chinezen maken afspraken om olie en edelmetalen weg te halen bij Oeganda (“hoeven jullie dat zelf niet te doen”) en beloven in ruil daarvoor wegen en bruggen voor ze te bouwen. Oftewel, spiegeltjes en kraaltjes in de vorm van asfalt. What has changed? En Chinezen houden zich niet bezig met politiek? Ze hebben alles dat waardevol is in handen en ondertussen traint China het Oegandese leger. Maar er staat geen Chinees hoofd op de verkiezingsposters die je overal langs de kant van weg ziet. Want dat is politiek. Veel te hard geluid uit te slechte oude speakers, verkeersopstoppingen veroorzaken en rappende kandidaten(http://www.youtube.com/watch?v=S7ZZKPxsGDo)- nee dat is pas politiek hier. En daar weten de Chinezen niets van.